Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 22:49-53-54 Het Boek (HTB)

49. Koning Josafat bouwde in Tarsis grote vrachtschepen om daarmee in Ofir goud te halen. Zij kwamen echter nooit aan, want zij leden schipbreuk bij Esjon-Geber.

50. Daarna had Ahazia, de zoon en opvolger van koning Achab, Josafat voorgesteld bij een volgende keer zijn mannen mee te laten gaan, maar Josafat had dat aanbod van de hand gewezen.

51. Na zijn dood werd koning Josafat begraven bij zijn voorouders in Jeruzalem, de stad van zijn voorvader David. Zijn zoon Joram volgde hem op.

52. In het zeventiende regeringsjaar van koning Josafat van Juda, werd Achabs zoon Ahazia koning over Israël in Samaria. Hij bleef dat twee jaar.

53-54. Hij was echter een slechte koning, want hij trad in de voetsporen van zijn ouders en Jerobeam, die Israël hadden aangevoerd in het aanbidden van Baäl. Op die manier beledigde Ahazia de Here, de God van Israël en wekte hij zijn toorn op.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 22