Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 22:34-48 Het Boek (HTB)

34. Een van de Syrische strijders schoot zonder een bepaald doel te hebben een pijl af en raakte koning Achab precies tussen twee delen van zijn wapenrusting. ‘Breng mij van het slagveld, ik ben zwaar gewond,’ steunde de koning tegen zijn wagenmenner.

35. De strijd werd in de loop van de dag steeds heviger en koning Achab hield zich rechtop staande in zijn strijdwagen, terwijl het bloed uit zijn wond op de bodem van zijn wagen bleef druppelen. Tegen de avond bezweek hij ten slotte.

36-37. Toen de zon daalde, werd er overal geroepen: ‘De strijd is voorbij, ga terug naar huis. De koning is dood.’ Zijn lichaam werd meegenomen naar Samaria en daar begraven.

38. Toen zijn strijdwagen bij de vijver in Samaria werd afgewassen, op dezelfde plek waar ook de prostituees zich wasten, kwamen de honden erop af en likten het bloed van de koning op, precies zoals de Here had gezegd.

39. De rest van Achabs geschiedenis—ook het verhaal over het ivoren paleis en al de steden die hij bouwde—staat beschreven in de Kronieken van de koningen van Israël.

40. Zo werd Achab bij zijn voorouders begraven en volgde zijn zoon Ahazia hem op als koning van Israël.

41. Josafat, de zoon van Asa, werd koning over Juda in het vierde regeringsjaar van koning Achab van Israël.

42. Josafat was vijfendertig jaar toen hij de troon besteeg en regeerde vijfentwintig jaar vanuit Jeruzalem. Zijn moeder was Azuba, een dochter van Silhi.

43-44. Evenals zijn vader Asa gehoorzaamde hij de Here in alles, behalve in één ding: hij verwoestte de tempels in de heuvels niet en daarom bleven zijn onderdanen daar offers en reukwerk verbranden.

45. Bovendien sloot hij vrede met koning Achab van Israël.

46. De overige daden van Josafat, zijn moed en zijn oorlogen, zijn beschreven in de Kronieken van de koningen van Juda.

47. Josafat heeft ook iedereen die na de tijd van zijn vader Asa nog tempelprostitutie bedreef, uit het land verjaagd.

48. In die tijd had Edom geen koning, maar slechts een stadhouder.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 22