Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 21:8-18 Het Boek (HTB)

8. Zij schreef enkele brieven namens Achab, sloot ze met zijn zegel en stuurde ze naar de stadsbestuurders van Jizreël, waar Naboth woonde.

9. In de brief beval zij: ‘Roep de burgers bijeen om te vasten en te bidden. Haal Naboth naar voren

10. en zorg dat twee nietsnutten tegen hem getuigen en hem beschuldigen van het vervloeken van God en de koning. Breng hem daarna buiten de stad en stenig hem, zodat hij sterft.’

11. De stadsbestuurders en de aanzienlijkste mannen in Naboths woonplaats deden wat Izébel in haar brieven van hen had gevraagd.

12. Zij belegden een samenkomst en sleurden Naboth voor de rechtbank.

13. Twee gewetenloze mannen beschuldigden hem ervan God en de koning te hebben vervloekt. Daarop werd hij buiten de stad gebracht en met stenen doodgegooid.

14. De stadsbestuurders stuurden Izébel daarna de boodschap dat Naboth dood was.

15. Toen Izébel het nieuws had vernomen, zei zij tegen Achab: ‘Herinner jij je die wijngaard nog die Naboth niet wilde verkopen? Wel, je kunt hem op dit moment krijgen. Naboth is dood.’

16. Achab ging naar de wijngaard om die in bezit te nemen.

17. Maar de Here zei tegen Elia:

18. ‘Ga naar Samaria en zoek koning Achab op. Hij is te vinden bij de wijngaard van Naboth, want die wil hij in bezit nemen.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 21