41. Toen rukte de profeet het verband van zijn ogen en de koning herkende hem meteen als een van de profeten.
42. De profeet zei tegen hem: ‘Omdat u de man spaarde van wie ik zei dat hij moest sterven, zult u in zijn plaats sterven en uw volk zal verdwijnen in plaats van het zijne.’
43. Zo keerde de koning van Israël nors en mopperend naar Samaria terug.