Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 2:34-40 Het Boek (HTB)

34. Benaja ging terug naar het heiligdom en doodde Joab, zijn lichaam werd begraven naast zijn huis in de woestijn.

35. De koning benoemde Benaja in Joabs plaats tot opperbevelhebber en Zadok tot priester in de plaats van Abjathar.

36-37. Korte tijd later liet de koning Simi bij zich komen en zei tegen hem: ‘Bouw hier in Jeruzalem een huis en zet geen stap buiten de stad, want dat zou uw dood betekenen. Op het moment dat u de beek de Kidron oversteekt, is uw doodvonnis een feit, dan zal het uw eigen schuld zijn.’

38. ‘Goed,’ antwoordde Simi, ‘wat u zegt is goed en ik zal daarnaar handelen.’Zo bleef hij lange tijd in Jeruzalem wonen.

39. Drie jaar later ontsnapten echter twee van Simi's slaven naar koning Achis van Gath. Toen Simi hoorde waar zij waren,

40. zadelde hij een ezel en ging zijn knechten achterna naar Gath. Nadat hij zijn slaven had gevonden, nam hij hen mee terug naar Jeruzalem.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 2