Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 13:3-15 Het Boek (HTB)

3. Daarna verrichtte hij het volgende wonder als bewijs dat zijn boodschap van de Here afkomstig was: ‘Dit altaar zal in twee stukken splijten en de as die erop ligt, zal op de grond vallen.’

4. De koning werd woedend op de profeet omdat hij dit had gezegd. Hij schreeuwde naar zijn wachters: ‘Grijp die man!’ en hij balde woedend zijn vuist naar hem. Op hetzelfde moment verstijfde zijn arm, zodat hij hem niet meer kon terugtrekken.

5. Tegelijkertijd verscheen er een scheur in het altaar en viel alle as eraf, precies zoals de profeet had gezegd. Dit was namelijk het bewijs van de profeet dat God door hem had gesproken.

6. ‘O alstublieft,’ riep de koning de profeet toe, ‘smeek de Here, uw God, toch of Hij mijn arm weer normaal wil maken.’ De profeet bad tot de Here, waarop de arm van de koning zich weer ontspande.

7. De koning zei tegen de profeet: ‘Kom met mij mee naar het paleis om uit te rusten en iets te eten, ik wil u graag belonen.’

8. Maar de profeet antwoordde: ‘Ook al gaf u mij uw halve paleis, dan nog zou ik er niet naar binnen gaan: ik zou hier zelfs nog geen brood eten of water drinken.

9. Want de Here heeft mij verboden ook maar iets te eten of te drinken, zolang ik hier ben en mij gezegd niet naar Juda terug te keren over dezelfde weg waarlangs ik ben gekomen.’

10. Dus ging hij langs een andere weg terug.

11. Nu wilde het geval dat in Betel een oude profeet woonde. Zijn zonen kwamen thuis en vertelden in geuren en kleuren wat de profeet uit Juda had gedaan en wat hij tegen de koning had gezegd.

12. ‘Waar is hij heengegaan?’ wilde de oude profeet weten. Zij vertelden het hem.

13. ‘Snel, zadel de ezel,’ zei de oude man en toen zij dat hadden gedaan,

14. reed hij de profeet achterna en vond hem zittend onder een eik. ‘Bent u die profeet uit Juda?’ vroeg hij hem. ‘Ja, dat ben ik inderdaad,’ antwoordde deze.

15. De oude man zei tegen hem: ‘Kom met mij mee naar huis om wat te eten.’

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 13