Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 13:15-27 Het Boek (HTB)

15. De oude man zei tegen hem: ‘Kom met mij mee naar huis om wat te eten.’

16-17. Maar de profeet weigerde dat. ‘Dat kan ik niet doen,’ zei hij, ‘want het is mij niet toegestaan ook maar iets te eten of te drinken in Betel. De Here heeft mij daarvoor streng gewaarschuwd, net zoals Hij zei dat ik niet langs dezelfde weg naar huis mocht gaan.’

18. Maar de oude man zei: ‘Ik ben ook een profeet, net als u. Een engel gaf mij een boodschap van de Here dat ik u mee naar huis moest nemen en u wat te eten en te drinken moest aanbieden.’ Dit was echter een leugen.

19. Zij gingen samen terug en de profeet kreeg wat te eten en te drinken bij de oude man thuis.

20. Plotseling, terwijl zij zo aan tafel zaten, kreeg de oude man een boodschap van de Here

21-22. en hij riep de profeet uit Juda toe: ‘De Here zegt dat uw lichaam niet zal worden begraven in het graf van uw voorouders, omdat u zijn duidelijke verbod hebt overtreden door hier te komen en te eten en te drinken op een plaats waarvoor Hij u had gewaarschuwd.’

23. Na het eten zadelde de oude man de ezel van de profeet

24-25. en deze hervatte zijn reis. Maar terwijl hij op weg was, sprong plotseling een leeuw op hem af en doodde hem. Zijn lichaam lag op de weg en de leeuw en de ezel stonden er naast. De mensen die daar voorbij kwamen en het lichaam zagen liggen en de leeuw die er rustig naast stond, vertelden het in Betel, waar de oude profeet woonde.

26. Toen deze hoorde wat er was gebeurd, riep hij: ‘Dat is de profeet die de opdracht van de Here niet gehoorzaamde, daarom heeft de Here hem laten doden door een leeuw.’

27. Hij zei tegen zijn zonen: ‘Zadel mijn ezels.’ En dat deden zij.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 13