Oude Testament

Nieuwe Testament

Romeinen 1:21-26 Het Boek (HTB)

21. Hoewel de mensen in staat waren God te kennen, wilden zij Hem niet de eer geven die Hem toekomt en Hem niet eens danken voor alles wat Hij heeft gedaan. Zij hielden zich met allerlei ideeën bezig. In hun verdwazing raakten zij het spoor bijster.

22. Hoewel zij dachten dat ze alles wisten, waren zij in werkelijkheid dom.

23. In plaats van de eeuwige God te eren, maakten zij afgodsbeelden van sterfelijke mensen, vogels, zoogdieren en reptielen.

24. Daarom liet God hen een speelbal worden van hun eigen onreine begeerten en zo gingen zij elkaars lichamen misbruiken en onteren.

25. Zij ruilden Gods waarheid in voor de leugen. Zij vereerden de dingen die God gemaakt heeft in plaats van God Zelf. Hij is toch de Maker! Hem komt alle eer toe, voor altijd en eeuwig.

26. Daarom heeft God hen losgelaten en zijn hun slechte begeerten hun de baas geworden. Het is zelfs zo erg dat de vrouwen zich van een natuurlijk seksueel leven hebben afgekeerd en op tegennatuurlijke wijze met elkaar omgaan.

Lees verder hoofdstuk Romeinen 1