Oude Testament

Nieuwe Testament

Openbaring 7:1-10 Het Boek (HTB)

1. Daarna zag ik vier engelen op de vier hoeken van de aarde staan. Zij hielden de vier winden vast, zodat er nergens een zuchtje wind was. De zee was zo glad als een spiegel en er ritselde geen blad aan de bomen.

2. Uit het oosten zag ik een andere engel opkomen, die het zegel van de levende God bij zich had. Hij riep naar de vier engelen die van God macht hadden gekregen om de aarde en de zee schade toe te brengen:

3. ‘Wacht! Breng nog geen schade toe aan de aarde, de zee en de bomen, want wij moeten eerst het zegel van onze God op het voorhoofd van zijn dienaren drukken.’

4. En ik hoorde hoeveel mensen het zegel kregen: honderdvierenveertigduizend uit het volk van Israël:

5. twaalfduizend uit elk van de twaalf stammen, dus uit Juda, Ruben en Gad,

6. uit Aser, Naftali en Manasse,

7. uit Simeon, Levi en Issaschar,

8. uit Zebulon, Jozef en Benjamin.

9. Daarna zag ik een ontelbare menigte mensen. Zij kwamen uit alle rassen, volken, stammen en taalgroepen. Zij stonden voor de troon en voor het Lam, met witte kleren aan en palmtakken in de hand.

10. Zij riepen luid: ‘Onze redding komt van onze God, die op de troon zit en van het Lam!’

Lees verder hoofdstuk Openbaring 7