Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 4:1-16 Het Boek (HTB)

1. Daarna werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om door de duivel op de proef te worden gesteld.

2. Nadat hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij ten slotte honger.

3. Op dat moment stelde de duivel Hem op de proef en zei: ‘U bent toch de Zoon van God? Zeg dan dat deze stenen brood moeten worden.’

4. ‘Nee,’ antwoordde Jezus, ‘want in de Boeken staat dat eten niet het belangrijkste is, maar dat de mens ook leeft van ieder woord dat God spreekt.’

5. Toen nam de duivel Hem mee naar het dak van de tempel in Jeruzalem.

6. ‘Als U de Zoon van God bent,’ zei hij, ‘spring dan naar beneden. Er staat immers in de Boeken dat God zijn engelen zal sturen om U te beschermen. Zij zullen U op handen dragen en U zult niet struikelen.’

7. Jezus antwoordde: ‘Er staat ook: “Stel de Here, uw God, niet op de proef.” ’

8. De duivel nam Hem weer mee, nu naar een heel hoge berg. Hij liet Hem alle landen van de wereld zien, met al hun pracht en praal.

9. ‘Dat zal ik U allemaal geven,’ zei hij, ‘als U voor mij neerknielt en mij aanbidt.’

10. ‘Ga weg, Satan,’ zei Jezus. ‘Er staat immers in de Boeken: “Aanbid de Here, uw God, en geef niemand anders eer.” ’

11. Toen liet de duivel Jezus met rust. En er kwamen engelen om voor Jezus te zorgen.

12. Toen Jezus hoorde dat Johannes de Doper was gevangengenomen, ging Hij terug naar Nazareth in Galilea.

13. Niet lang daarna verhuisde Hij naar Kafarnaüm, een stadje aan het meer van Galilea, in het gebied van Zebulon en Naftali.

14. Dat was in overeenstemming met wat de profeet Jesaja had gezegd:

15. ‘Land van Zebulon en Naftali, het gebied aan de weg naar zee, aan de andere zijde van de Jordaan, Galilea, het woongebied van de heidenen:

16. dit volk dat in duisternis leeft, zal een groot Licht zien, en over hen die wonen in het land waar de dood heerst, zal een Licht opgaan.’

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 4