Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 3:9-17 Het Boek (HTB)

9. en denk niet dat u vrijuit gaat omdat u van Abraham afstamt. Want Ik verzeker u dat God zelfs deze stenen in kinderen van Abraham kan veranderen.

10. De bijl van Gods oordeel ligt al aan de wortel van de bomen: elke boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid.

11. Ik doop met water als teken van de bekering. Na mij komt er Iemand die belangrijker is dan ik. Ik ben het niet eens waard zijn sandalen te dragen. Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur.

12. Hij staat klaar om het kaf van het koren te scheiden. Het koren zal Hij opslaan in de schuur. Maar het kaf zal Hij verbranden in een vuur dat nooit uitgaat.’

13. Jezus verliet Galilea en ging naar Johannes om Zich ook door hem in de Jordaan te laten dopen.

14. Maar Johannes hield hem tegen. ‘Ik moet door U worden gedoopt,’ protesteerde hij, ‘in plaats van U door mij.’

15. ‘Doe het maar,’ antwoordde Jezus, ‘want we moeten precies doen wat God van ons verlangt.’ Toen doopte Johannes Hem.

16. Meteen toen Jezus gedoopt was en uit het water kwam, scheurde de hemel open en Johannes zag dat de Geest van God in de vorm van een duif op Jezus neerdaalde.

17. Een stem uit de hemel zei: ‘Dit is mijn geliefde Zoon. Hij verheugt mijn hart.’

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 3