Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 27:49-60 Het Boek (HTB)

49. Maar de anderen zeiden: ‘Wacht! Laten we eens zien of Elia Hem komt redden.’

50. Opnieuw gaf Jezus een luide schreeuw en Hij stierf.

51. Op hetzelfde moment scheurde het zware gordijn voor de heilige plaats in de tempel van boven naar beneden in tweeën. De aarde sidderde en de rotsen scheurden.

52. Graven gingen open en vele gelovige mannen en vrouwen die gestorven waren, werden weer levend.

53. Na de opstanding van Jezus verlieten zij de begraafplaatsen en gingen naar Jeruzalem. Daar werden zij door vele mensen gezien.

54. De commandant en zijn soldaten die bij het kruis waren, schrokken vreselijk van de aardbeving en alle andere dingen die er gebeurden. ‘Deze man was werkelijk de Zoon van God!’ riepen ze uit.

55. Een groep vrouwen stond op een afstand te kijken. Zij waren met Jezus meegekomen en hadden voor Hem gezorgd.

56. Onder hen waren Maria van Magdala, Maria de moeder van Jakobus en Jozef, en de moeder van Jakobus en Johannes (de zonen van Zebedeüs).

57. Bij het invallen van de avond ging een zekere Jozef van Arimathea, een rijk man en leerling van Jezus, naar Pilatus toe.

58. Hij vroeg hem om het lichaam van Jezus. Pilatus zei dat hij het mocht hebben.

59. Jozef nam het lichaam en wikkelde het in nieuw, schoon linnen.

60. Daarna legde hij het in een nieuw graf dat hij pas in de rotsen had laten uithakken. Hij rolde een grote steen voor de ingang en ging weg.

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 27