Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 27:42-56 Het Boek (HTB)

42. ‘Hij heeft anderen gered,’ spotten ze. ‘Maar Hij kan Zichzelf niet eens redden! U bent toch de koning van Israël? Kom eens van dat kruis af. Dan zullen we in U geloven.

43. Hij vertrouwde toch op God? Als God zoveel met Hem opheeft, laat die Hem dan komen redden. Hij is immers Gods Zoon?’

44. Zelfs de rovers die met Hem waren gekruisigd, bespotten Hem.

45. Van twaalf tot drie uur hing er een dichte duisternis over het hele land.

46. Om ongeveer drie uur riep Jezus: ‘Eli, Eli, lama sabachtani?’ Dat betekent: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’

47. Sommigen van de mensen die daar stonden, hadden het niet goed verstaan.

48. Zij dachten dat Hij om Elia riep. Een van hen haalde vlug een spons, liet er zure wijn intrekken en stak die op een stok. Hij hield die omhoog en liet Jezus ervan drinken.

49. Maar de anderen zeiden: ‘Wacht! Laten we eens zien of Elia Hem komt redden.’

50. Opnieuw gaf Jezus een luide schreeuw en Hij stierf.

51. Op hetzelfde moment scheurde het zware gordijn voor de heilige plaats in de tempel van boven naar beneden in tweeën. De aarde sidderde en de rotsen scheurden.

52. Graven gingen open en vele gelovige mannen en vrouwen die gestorven waren, werden weer levend.

53. Na de opstanding van Jezus verlieten zij de begraafplaatsen en gingen naar Jeruzalem. Daar werden zij door vele mensen gezien.

54. De commandant en zijn soldaten die bij het kruis waren, schrokken vreselijk van de aardbeving en alle andere dingen die er gebeurden. ‘Deze man was werkelijk de Zoon van God!’ riepen ze uit.

55. Een groep vrouwen stond op een afstand te kijken. Zij waren met Jezus meegekomen en hadden voor Hem gezorgd.

56. Onder hen waren Maria van Magdala, Maria de moeder van Jakobus en Jozef, en de moeder van Jakobus en Johannes (de zonen van Zebedeüs).

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 27