Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 26:50-58 Het Boek (HTB)

50. Jezus zei: ‘Vriend, doe waarvoor je gekomen bent.’ De mannen kwamen dichterbij en grepen Jezus vast.

51. Een van Jezus' leerlingen trok een zwaard en sloeg de knecht van de hogepriester een oor af.

52. ‘Doe dat zwaard weg,’ zei Jezus tegen hem. ‘Wie geweld gebruikt, zal zelf door geweld omkomen.

53. Besef je niet dat Ik mijn Vader zou kunnen vragen meer dan twaalf legioenen engelen te sturen om ons te verdedigen? En Hij zou ze sturen.

54. Maar hoe kan dan in vervulling gaan wat over deze dingen is geschreven?’

55. Daarna richtte Hij Zich tot de gewapende mannen. ‘Ben ik een gevaarlijke misdadiger, dat u Mij komt arresteren met zwaarden en knuppels? Waarom hebt u Mij niet gepakt toen Ik dagelijks in de tempel was en de mensen toesprak?

56. Maar dit gebeurt allemaal om in vervulling te laten gaan wat de profeten hebben geschreven.’ Daarop lieten alle leerlingen Hem in de steek en vluchtten weg.

57. De mannen die Jezus gevangengenomen hadden, brachten Hem naar het paleis van hogepriester Kajafas. Daar was de hele Hoge Raad bijeen.

58. Petrus volgde op een afstand. Hij ging naar de binnenplaats van het paleis van de hogepriester. Daar bleef hij bij de soldaten zitten om te zien hoe het met Jezus zou aflopen.

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 26