Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 26:44-61 Het Boek (HTB)

44. Hij liet hen slapen. Voor de derde keer ging Hij weg en bad hetzelfde gebed.

45. Hierna kwam Hij weer bij zijn leerlingen en zei: ‘Liggen jullie nog rustig te slapen? Het is zover, Ik, de Mensenzoon, zal in de handen van zondige mensen vallen.

46. Sta op, laten we gaan. Kijk, daar is mijn verrader al.’

47. Op het moment dat Jezus dit zei, kwam Judas naar Hem toe. Hij had een hele troep mannen bij zich die door de Hoge Raad waren gestuurd, gewapend met zwaarden en knuppels.

48. Judas, die Hem zou uitleveren, had tegen de mannen gezegd: ‘De man die ik een kus zal geven, moeten jullie gevangen nemen.’

49. Judas liep recht op Jezus toe en zei: ‘Dag, Meester.’ En hij kuste Hem.

50. Jezus zei: ‘Vriend, doe waarvoor je gekomen bent.’ De mannen kwamen dichterbij en grepen Jezus vast.

51. Een van Jezus' leerlingen trok een zwaard en sloeg de knecht van de hogepriester een oor af.

52. ‘Doe dat zwaard weg,’ zei Jezus tegen hem. ‘Wie geweld gebruikt, zal zelf door geweld omkomen.

53. Besef je niet dat Ik mijn Vader zou kunnen vragen meer dan twaalf legioenen engelen te sturen om ons te verdedigen? En Hij zou ze sturen.

54. Maar hoe kan dan in vervulling gaan wat over deze dingen is geschreven?’

55. Daarna richtte Hij Zich tot de gewapende mannen. ‘Ben ik een gevaarlijke misdadiger, dat u Mij komt arresteren met zwaarden en knuppels? Waarom hebt u Mij niet gepakt toen Ik dagelijks in de tempel was en de mensen toesprak?

56. Maar dit gebeurt allemaal om in vervulling te laten gaan wat de profeten hebben geschreven.’ Daarop lieten alle leerlingen Hem in de steek en vluchtten weg.

57. De mannen die Jezus gevangengenomen hadden, brachten Hem naar het paleis van hogepriester Kajafas. Daar was de hele Hoge Raad bijeen.

58. Petrus volgde op een afstand. Hij ging naar de binnenplaats van het paleis van de hogepriester. Daar bleef hij bij de soldaten zitten om te zien hoe het met Jezus zou aflopen.

59. De leidende priesters en de andere leden van de Hoge Raad zochten getuigen om Jezus ter dood te kunnen veroordelen. Maar zij vonden alleen mensen die een vals getuigenis wilden afleggen.

60. En die getuigenissen waren niet met elkaar in overeenstemming.

61. Ten slotte stapten er twee mannen naar voren die zeiden: ‘Wij hebben Hem horen zeggen dat Hij de tempel van God kon afbreken en in drie dagen weer opbouwen.’

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 26