Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 26:37-47 Het Boek (HTB)

37. Hij nam alleen Petrus, Jakobus en Johannes mee. Hij begon angstig en onrustig te worden

38. en zei: ‘Mijn hart breekt van verdriet. Blijf hier met Mij waken.’

39. Hij ging een paar stappen verderop en knielde met zijn gezicht op de grond en bad: ‘Vader! Als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan. Maar niet wat Ik wil moet gebeuren, maar wat U wilt.’

40. Hij ging terug naar zijn drie leerlingen en zag dat zij in slaap waren gevallen. ‘Petrus,’ zei Hij. ‘Konden jullie niet een uur met Mij wakker blijven?

41. Blijf toch wakker en bid dat jullie niet in verleiding komen. De geest is gewillig, maar het lichaam is zwak.’

42. Opnieuw zonderde Hij Zich af en bad: ‘Vader! Als deze beker niet kan voorbijgaan, zonder dat Ik hem leegdrink, laat dan uw wil uitgevoerd worden.’

43. Toen Hij weer bij hen terugkwam, zag Hij dat ze door slaap waren overmand.

44. Hij liet hen slapen. Voor de derde keer ging Hij weg en bad hetzelfde gebed.

45. Hierna kwam Hij weer bij zijn leerlingen en zei: ‘Liggen jullie nog rustig te slapen? Het is zover, Ik, de Mensenzoon, zal in de handen van zondige mensen vallen.

46. Sta op, laten we gaan. Kijk, daar is mijn verrader al.’

47. Op het moment dat Jezus dit zei, kwam Judas naar Hem toe. Hij had een hele troep mannen bij zich die door de Hoge Raad waren gestuurd, gewapend met zwaarden en knuppels.

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 26