Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 26:31-45 Het Boek (HTB)

31. Onderweg zei Jezus tegen hen: ‘Vannacht zullen jullie Mij allemaal in de steek laten. Want in de Boeken staat: “Ik zal de herder doden en de schapen zullen uiteengejaagd worden.”

32. Maar nadat Ik weer levend ben geworden, zal Ik naar Galilea gaan en jullie daar ontmoeten.’

33. Petrus protesteerde: ‘Al laat iedereen U in de steek, ik niet!’

34. ‘Petrus,’ antwoordde Jezus. ‘De waarheid is dat jij voordat er vannacht een haan kraait, drie keer zult beweren dat je Mij niet kent.’

35. ‘Ik zou liever sterven!’ hield Petrus vol. Dat zeiden ook de andere leerlingen.

36. Diezelfde avond ging Jezus met hen naar Gethsémané, een tuin op de Olijfberg. ‘Blijf hier zitten,’ zei Hij tegen hen. ‘Ik ga wat verderop om te bidden.’

37. Hij nam alleen Petrus, Jakobus en Johannes mee. Hij begon angstig en onrustig te worden

38. en zei: ‘Mijn hart breekt van verdriet. Blijf hier met Mij waken.’

39. Hij ging een paar stappen verderop en knielde met zijn gezicht op de grond en bad: ‘Vader! Als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan. Maar niet wat Ik wil moet gebeuren, maar wat U wilt.’

40. Hij ging terug naar zijn drie leerlingen en zag dat zij in slaap waren gevallen. ‘Petrus,’ zei Hij. ‘Konden jullie niet een uur met Mij wakker blijven?

41. Blijf toch wakker en bid dat jullie niet in verleiding komen. De geest is gewillig, maar het lichaam is zwak.’

42. Opnieuw zonderde Hij Zich af en bad: ‘Vader! Als deze beker niet kan voorbijgaan, zonder dat Ik hem leegdrink, laat dan uw wil uitgevoerd worden.’

43. Toen Hij weer bij hen terugkwam, zag Hij dat ze door slaap waren overmand.

44. Hij liet hen slapen. Voor de derde keer ging Hij weg en bad hetzelfde gebed.

45. Hierna kwam Hij weer bij zijn leerlingen en zei: ‘Liggen jullie nog rustig te slapen? Het is zover, Ik, de Mensenzoon, zal in de handen van zondige mensen vallen.

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 26