Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 26:26-36 Het Boek (HTB)

26. Tijdens het eten nam Jezus een brood, dankte God ervoor, brak het in stukken en gaf het aan zijn leerlingen. ‘Neem dit,’ zei Hij, ‘en eet het op, want dit is mijn lichaam.’

27. Daarna nam Hij een beker wijn, dankte God ervoor en gaf die aan hen.

28. ‘Drink er allemaal uit,’ zei Hij. ‘Dit is mijn bloed, waarmee het nieuwe verbond wordt bezegeld. Het zal vloeien om vergeving van de zonden te bewerken.

29. Let op mijn woorden: Ik zal geen wijn meer drinken tot de dag dat Ik met jullie nieuwe wijn zal drinken in het Koninkrijk van mijn Vader.’

30. Na de maaltijd zongen zij een lied tot eer van God en gingen vervolgens naar de Olijfberg.

31. Onderweg zei Jezus tegen hen: ‘Vannacht zullen jullie Mij allemaal in de steek laten. Want in de Boeken staat: “Ik zal de herder doden en de schapen zullen uiteengejaagd worden.”

32. Maar nadat Ik weer levend ben geworden, zal Ik naar Galilea gaan en jullie daar ontmoeten.’

33. Petrus protesteerde: ‘Al laat iedereen U in de steek, ik niet!’

34. ‘Petrus,’ antwoordde Jezus. ‘De waarheid is dat jij voordat er vannacht een haan kraait, drie keer zult beweren dat je Mij niet kent.’

35. ‘Ik zou liever sterven!’ hield Petrus vol. Dat zeiden ook de andere leerlingen.

36. Diezelfde avond ging Jezus met hen naar Gethsémané, een tuin op de Olijfberg. ‘Blijf hier zitten,’ zei Hij tegen hen. ‘Ik ga wat verderop om te bidden.’

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 26