Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 26:1-9 Het Boek (HTB)

1. Vervolgens zei Jezus tegen zijn leerlingen:

2. ‘Jullie weten dat het Paasfeest overmorgen begint. Morgen zal Ik, de Mensenzoon, verraden en gekruisigd worden.’

3. Op dat moment was er in het paleis van hogepriester Kajafas juist een vergadering van de Hoge Raad.

4. Zij probeerden een listige manier te vinden om Jezus gevangen te nemen en te doden.

5. ‘Wij moeten het niet op Pesach, het Joodse Paasfeest doen,’ zeiden sommigen. ‘Want dan ontstaat er vast en zeker een enorme rel!’

6. Jezus ging naar Bethanië, naar het huis van Simon de melaatse.

7. Terwijl Hij zat te eten, kwam er een vrouw naar Hem toe. Zij had een kruikje kostbare zalfolie bij zich. Dat goot ze leeg over zijn hoofd.

8. De leerlingen waren hevig verontwaardigd. ‘Wat een verspilling!’ mopperden zij.

9. ‘Zij had die zalfolie duur kunnen verkopen en het geld aan de armen kunnen geven!’

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 26