Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 25:17-29 Het Boek (HTB)

17. De man die tweeduizend geldstukken had gekregen, deed hetzelfde.

18. Hij verdiende er tweeduizend bij. Maar de man die duizend geldstukken had gekregen, groef een gat en stopte het geld voor alle zekerheid in de grond.

19. Na lange tijd kwam de heer terug. Hij riep zijn knechten bij zich om te horen wat zij met het geld hadden gedaan.

20. De man die hij vijfduizend geldstukken had toevertrouwd, gaf hem er tienduizend terug. “Meneer,” zei hij. “Ik heb er vijfduizend bijverdiend.”

21. De heer zei: “Je bent een goede en betrouwbare knecht. Omdat je dit kleine bedrag goed hebt beheerd, zal ik je grote verantwoordelijkheid geven. Deel in mijn vreugde!”

22. Daarna kwam de man die tweeduizend geldstukken had gekregen. “Meneer,” zei hij tegen zijn meester, “u hebt mij tweeduizend geldstukken toevertrouwd. Ik heb er nog eens zoveel bijverdiend.”

23. “Prima,” zei de heer, “Je bent een goede en betrouwbare knecht. Je hebt dit kleine bedrag goed beheerd en daarom zal ik je nu veel verantwoordelijkheid geven. Ook jij mag delen in mijn vreugde.”

24. Ten slotte kwam de man die duizend geldstukken had gekregen en zei: “Meneer, ik wist dat u een hard mens bent. Ik was bang dat u mij zou afnemen wat ik had verdiend.

25. Daarom heb ik uw geld in de grond verstopt. Hier hebt u het terug.”

26. De heer antwoordde: “Je bent een slechte, luie knecht. Je wist dus dat ik je je verdienste zou afnemen.

27. Je had het geld in ieder geval op de bank kunnen zetten.

28. Dan had ik nog rente gekregen. Neem deze man het geld af en geef het aan de man die tienduizend geldstukken heeft.

29. Want wie een goed gebruik maakt van wat hij heeft, zal er nog meer bij krijgen. Meer dan overvloedig. Maar wie niets doet met wat hij heeft, zal zelfs de kleinste verantwoordelijkheid worden afgenomen.

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 25