Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 22:6-22 Het Boek (HTB)

6. Weer anderen grepen de knechten van de koning en mishandelden hen. Sommigen zo erg dat ze stierven.

7. De koning was woedend. Hij stuurde zijn leger erop uit om de moordenaars te doden en hun stad plat te branden.

8. Daarna zei hij tegen zijn knechten: “Het feestmaal is klaar. Maar de mensen die ik had uitgenodigd, waren het niet waard.

9. Ga nu naar de drukste wegen en nodig iedereen uit die je daar ziet.”

10. De knechten gingen de straat op en brachten alle mensen binnen die zij konden vinden, zowel goede als slechte. Al gauw zat de feestzaal vol gasten.

11. De koning kwam binnen om de gasten te begroeten. Ineens zag hij iemand die geen feestkleding droeg.

12. “Beste vriend,” zei hij, “Hoe is het mogelijk dat u hier zonder feestkleding zit?” Maar de man had geen antwoord.

13. De koning zei tegen zijn dienaren: “Bind hem vast en gooi hem buiten in de diepste duisternis. Daar zal hij vergaan van wroeging en verdriet.”

14. Velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitgekozen.’

15. De Farizeeën gingen weg om te overleggen hoe zij Jezus op een woord zouden kunnen vangen.

16. Zij kwamen tot een besluit en stuurden een paar van hun leerlingen met enkele aanhangers van Herodes naar Hem toe met een vraag. ‘Meester, wij weten dat U eerlijk bent. U vertelt de waarheid over de weg naar God. Het maakt u niet uit wie U voor U hebt.

17. Nu hebben wij een vraag: is het toegestaan de keizer belasting te betalen of niet?’

18. Maar Jezus had hen wel door. ‘Stelletje huichelaars!’ zei Hij. ‘Waarom proberen jullie altijd Mij erin te laten lopen?

19. Geef Mij eens een geldstuk.’ Zij gaven Hem er één.

20. Hij vroeg hun: ‘Wiens portret en opschrift staan erop?’

21. ‘Van de keizer,’ antwoordden zij. ‘Wel,’ zei Hij, ‘geef dan aan de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is.’

22. Daar hadden zij niet van terug. Ze lieten hem met rust en gingen weg.

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 22