Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 20:2-21 Het Boek (HTB)

2. Hij kwam met de arbeiders overeen dat hij ze een volledig dagloon zou betalen en zette hen aan het werk.

3. Een paar uur later ging hij er weer op uit. Op de markt zag hij nog meer mannen staan die geen werk hadden.

4. Hij zei dat zij ook in de wijngaard konden gaan werken en dat hij ze zou betalen wat redelijk was.

5. En ze gingen. Om twaalf uur en om drie uur deed hij hetzelfde.

6. Om een uur of vijf ging hij nog eens naar de stad. Weer zag hij een stel mannen die niets te doen hadden. “Waarom hangen jullie hier de hele dag rond?” vroeg hij.

7. “Omdat niemand ons heeft gevraagd te komen werken,” antwoordden zij. “Ga maar naar mijn wijngaard om de anderen te helpen,” reageerde hij daarop.

8. 's Avonds zei hij tegen zijn bedrijfsleider: “Roep alle arbeiders bijeen en betaal hun loon uit. Begin bij de mannen die het laatst zijn gekomen en eindig bij hen die hier het eerst waren.”

9. De mannen die om vijf uur waren aangenomen, kregen allemaal een volledig dagloon.

10. De mannen die eerder waren komen werken, verwachtten daardoor dat zij veel meer zouden krijgen. Maar toen zij aan de beurt waren, kregen ze precies evenveel als de anderen.

11. Zij gingen klagen bij de eigenaar:

12. “Zij hebben maar één uur gewerkt! En u geeft hun hetzelfde loon als ons die de hele dag in de brandende zon hebben gezwoegd.”

13. Hij antwoordde: “Vriend, ik heb u toch niets tekort gedaan! Hadden we niet afgesproken dat u voor een dagloon bij mij zou komen werken?

14. Nu, neem uw geld en ga naar huis. Ik wil u allemaal hetzelfde betalen.

15. Mag ik mijn geld niet weggeven als ik dat wil? Of neemt u mij kwalijk dat ik goed ben?”

16. Nu begrijpt u zeker wel dat de laatsten de eersten zullen zijn en de eersten de laatsten.’

17. Onderweg naar Jeruzalem nam Jezus zijn twaalf leerlingen even apart. Hij vertelde hun wat er met Hem zou gebeuren:

18. ‘Als wij in de stad aankomen, zal Ik, de Mensenzoon, in handen van de leidende priesters en de bijbelgeleerden vallen. Ze zullen Mij ter dood veroordelen.

19. Daarna zal Ik worden uitgeleverd aan de Romeinen. Die zullen Mij bespotten, afranselen en kruisigen. Maar op de derde dag zal Ik weer levend worden.’

20. De moeder van Jakobus en Johannes kwam met haar twee zonen naar Jezus toe. Zij boog zich voor Hem neer om Hem iets te vragen.

21. ‘Wat wilt u?’ vroeg Hij. ‘Ik wil graag dat U belooft dat mijn twee zoons in uw Koninkrijk naast uw troon mogen zitten. Eén links en één rechts van U.’

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 20