Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 20:17-25 Het Boek (HTB)

17. Onderweg naar Jeruzalem nam Jezus zijn twaalf leerlingen even apart. Hij vertelde hun wat er met Hem zou gebeuren:

18. ‘Als wij in de stad aankomen, zal Ik, de Mensenzoon, in handen van de leidende priesters en de bijbelgeleerden vallen. Ze zullen Mij ter dood veroordelen.

19. Daarna zal Ik worden uitgeleverd aan de Romeinen. Die zullen Mij bespotten, afranselen en kruisigen. Maar op de derde dag zal Ik weer levend worden.’

20. De moeder van Jakobus en Johannes kwam met haar twee zonen naar Jezus toe. Zij boog zich voor Hem neer om Hem iets te vragen.

21. ‘Wat wilt u?’ vroeg Hij. ‘Ik wil graag dat U belooft dat mijn twee zoons in uw Koninkrijk naast uw troon mogen zitten. Eén links en één rechts van U.’

22. Jezus zei: ‘U weet niet wat u vraagt.’ Hij keek Jakobus en Johannes aan en vroeg hun: ‘Kunnen jullie uit de beker drinken waaruit Ik zal drinken?’ ‘Ja,’ antwoordden zij.

23. ‘Inderdaad,’ zei Hij. ‘Jullie zullen uit mijn beker drinken. Maar wie aan weerskanten van mijn troon zullen zitten, beslis Ik niet. Die plaatsen zijn bestemd voor de mensen die mijn Vader heeft uitgekozen.’

24. De tien andere leerlingen waren hevig verontwaardigd, toen zij hoorden wat Jakobus en Johannes hadden gevraagd.

25. Jezus riep hen allemaal bij Zich en zei: ‘Jullie weten dat de machthebbers in de wereld de bevolking onderdrukken. Zij maken misbruik van hun macht.

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 20