Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 18:27-33 Het Boek (HTB)

27. De koning kreeg medelijden met hem, liet hem vrij en zei dat hij niets meer hoefde te betalen.

28. Nauwelijks was de man weer buiten of hij ontmoette iemand van wie hij nog wat geld tegoed had. Hij greep hem bij de keel en eiste zijn geld onmiddellijk terug.

29. De ander viel voor hem neer en smeekte: “Geef mij uitstel. Dan zal ik alles terugbetalen.”

30. Maar de man wilde niet wachten en liet hem gevangen zetten, tot hij zijn schuld volledig zou hebben betaald.

31. Enkele andere mensen die het zagen, vonden dit verschrikkelijk. Ze gingen het de koning vertellen.

32. De koning liet de man bij zich roepen en zei: “Ondankbare hond! Ik heb u die enorme schuld kwijtgescholden, omdat u mij erom had gesmeekt.

33. Moest u dan geen medelijden hebben met die ander, zoals ik medelijden heb gehad met u?”

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 18