Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 14:14-20 Het Boek (HTB)

14. Toen Jezus terugkwam, stonden al die mensen Hem op te wachten. Hij kreeg medelijden met hen en genas allen die ziek waren.

15. Tegen de avond kwamen zijn leerlingen bij Hem en zeiden: ‘Het is al lang tijd om te eten en hier is niets te krijgen. Er woont hier niemand. U moet de mensen maar wegsturen. Dan kunnen zij naar de dorpen gaan en daar eten kopen.’

16. Jezus antwoordde: ‘Dat hoeft niet. Geven júllie hun maar te eten.’

17. ‘Hoe dan?’ vroegen zij. ‘Het enige wat wij hebben, zijn vijf broden en twee vissen.’

18. ‘Breng die maar hier,’ zei Hij.

19. Hij zei tegen de mensen dat zij in het gras moesten gaan zitten. Daarna nam Hij de vijf broden en de twee vissen, keek naar de hemel en dankte God. Hij brak de broden in stukken en gaf deze aan zijn leerlingen. En zij gaven ze weer aan de mensen.

20. Iedereen kon zoveel eten als hij wilde. Er bleef zelfs nog over: twaalf manden vol.

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 14