Oude Testament

Nieuwe Testament

Mattheüs 13:1-12 Het Boek (HTB)

1. Later die dag verliet Jezus het huis en ging bij het meer zitten.

2. Er kwam een grote menigte mensen naar Hem toe. Daarom ging Hij in een boot. Van daaruit sprak Hij de mensen toe die op de oever stonden te luisteren.

3. Hij vertelde hun onder andere deze gelijkenis: ‘Een boer zaaide koren op zijn land.

4. Bij het zaaien viel er wat zaad langs de weg en de vogels kwamen het oppikken.

5. Er viel ook wat zaad op steenachtige grond. Omdat er weinig aarde lag, kwam het vlug op.

6. Maar toen de zon erop ging schijnen, verschroeide het. Het ging dood, omdat het niet veel wortels had.

7. Ander zaad viel tussen de distels en werd erdoor verstikt.

8. De rest van het zaad viel in goede grond en gaf een rijke oogst: wel dertig, zestig en honderd keer zoveel als er was gezaaid.

9. Wie oren heeft, moet ook goed luisteren!’

10. Zijn leerlingen kwamen naar Hem toe en vroegen: ‘Waarom vertelt U de mensen altijd van dit soort gelijkenissen?’

11. ‘Jullie hebben het voorrecht de geheimen van het Koninkrijk van de hemelen te begrijpen,’ antwoordde Hij. ‘Maar zij niet.

12. Want wie iets heeft, zal er veel bij krijgen, meer dan genoeg. Maar wie niets heeft, zal ook nog kwijtraken wat hij meent te hebben.

Lees verder hoofdstuk Mattheüs 13