Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 8:6-14 Het Boek (HTB)

6. ‘Zeven,’ antwoordden zij. Hij zei dat iedereen op de grond moest gaan zitten. Daarna nam Hij de zeven broden, dankte God ervoor en brak ze in stukken. Zijn leerlingen brachten het brood naar de mensen.

7. Er waren ook nog een paar visjes. Hij dankte God ervoor en zei tegen zijn leerlingen dat ze die ook aan de mensen moesten geven.

8. Iedereen at tot hij genoeg had. Er bleef zelfs nog over. Zeven manden vol.

9. En er waren wel zo'n vierduizend mensen!

10. Jezus stuurde de mensen naar huis. Direct daarna stapte Hij met zijn leerlingen in de boot en stak over naar Dalmanuta.

11. Er kwamen Farizeeën naar Jezus toe en gingen met Hem in debat. ‘Kunt U God laten bewijzen dat Hij U heeft gestuurd?’ vroegen zij. Zij wilden Hem op de proef stellen.

12. Met een diepe zucht zei Jezus: ‘Waarom wilt u een bewijs hebben? Dat krijgt u niet!’

13. Hij draaide Zich om en liet hen staan. Hij stapte in de boot en ging naar de overkant van het meer.

14. Maar zijn leerlingen hadden vergeten eten te kopen. Het enige wat zij bij zich hadden, was één brood.

Lees verder hoofdstuk Marcus 8