Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 5:16-26 Het Boek (HTB)

16. Zij werden bang. De mensen die het hadden gezien, vertelden hoe de boze geesten uit de man in de varkens waren gegaan.

17. Nu ze allemaal wisten wat Jezus had gedaan, vroegen zij Hem dringend weg te gaan.

18. Hij ging weer in de boot. De man die bezeten was geweest, zei dat hij graag met Hem meewilde, maar Jezus vond dat niet goed.

19. ‘Ga naar huis,’ zei Hij, ‘naar uw familie en vrienden en vertel hun wat God voor u heeft gedaan, hoe goed Hij voor u is geweest.’

20. De man ging weg en vertelde overal in de provincie Dekapolis wat Jezus voor hem had gedaan. Iedereen luisterde met verbazing naar hem.

21. Jezus stak het meer weer over. Toen Hij aan de overkant afmeerde, stond er op de oever een menigte mensen te wachten.

22. Er kwam een man naar Hem toe die voor Hem op de knieën viel. Het was Jaïrus, de leider van een synagoge uit de buurt. Hij was radeloos omdat zijn dochtertje op sterven lag.

23. ‘Wilt U alstublieft meekomen om uw handen op haar te leggen,’ smeekte hij, ‘dan zal ze beter worden en blijven leven.’

24. Jezus ging met hem mee. De mensen liepen achter Hem aan en verdrongen zich om Hem.

25. Onder hen was een vrouw die al twaalf jaar bloed verloor.

26. Zij had veel geleden omdat er veel aan haar was gedokterd. Al haar geld had zij eraan uitgegeven, maar het had niets geholpen. Ze was eerder achteruitgegaan.

Lees verder hoofdstuk Marcus 5