Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 5:1-11 Het Boek (HTB)

1. Zij kwamen aan de overkant van het meer in het gebied van de Gerasenen.

2. Jezus was nog maar net aan land gestapt of er rende een man op Hem toe die een boze geest in zich had.

3. Hij woonde tussen de rotsgraven en was zo sterk dat niemand hem in bedwang kon houden.

4. Men had hem vaak aan handen en voeten gebonden, maar hij rukte de kettingen en boeien dan gewoon stuk. Niemand kon iets met hem beginnen.

5. Dag en nacht zwierf hij rond tussen de graven en ging ook vaak de bergen in. Hij liep altijd te schreeuwen en sloeg zichzelf met scherpe stenen.

6. Toen hij Jezus zag aankomen, rende hij op Hem toe, knielde voor Hem neer

7. en schreeuwde: ‘Waarom bemoeit U Zich met mij, Jezus, Zoon van de Allerhoogste God? In Gods naam, doe mij geen pijn!’

8. Want Jezus had tegen de boze geest gezegd: ‘Duivelse geest! Ga uit die man weg!’

9. En Hij vroeg de geest ook naar zijn naam en die antwoordde: ‘Legioen heet ik, want wij zijn hier met velen.’

10. En hij smeekte: ‘Jaag ons niet ver weg! Wij willen in deze buurt blijven!’

11. Nu liep er op de helling een grote kudde van zo'n tweeduizend varkens eten te zoeken.

Lees verder hoofdstuk Marcus 5