Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 4:3-13 Het Boek (HTB)

3. ‘Luister,’ zei Hij, ‘een boer ging naar zijn land om te zaaien.

4. Daarbij viel er wat zaad op het pad. De vogels kwamen erop af en pikten het weg.

5. Er viel ook zaad op plaatsen waar veel stenen in de grond zaten. Daar lag maar een dun laagje aarde. Het zaad kwam daardoor wel vlug op,

6. maar toen de felle zon ging schijnen, verschroeide het jonge groen. Het ging dood, omdat het nauwelijks wortels had.

7. Ander zaad viel tussen de distels. De distels overwoekerden de planten, zodat er geen vrucht aan kwam.

8. Maar het zaad dat in goede grond viel, kwam mooi op. Het werd rijp en gaf een grote opbrengst. Wel dertig, zestig en honderd keer zoveel als was gezaaid.

9. Onthoud dit goed!’

10. Later waren zijn twaalf leerlingen en enkele anderen met Hem alleen. Zij vroegen wat Hij met die gelijkenis bedoelde.

11. Jezus antwoordde: ‘Jullie mogen weten wat het geheim van het Koninkrijk van God is, maar aan de mensen die er buiten staan, vertel Ik erover met behulp van gelijkenissen.

12. Er staat immers geschreven: “Hun ogen zitten dicht en hun oren zijn doof. Daarom zullen zij niets zien, horen of begrijpen. Daarom kunnen zij niet naar God terugkeren, want dan zou Hij hen vergeven.”

13. Dus jullie begrijpen de gelijkenis niet? Hoe zullen jullie dan mijn andere verhalen begrijpen?

Lees verder hoofdstuk Marcus 4