Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 4:1-8 Het Boek (HTB)

1. Toen Jezus weer bij het meer was, kwamen er zoveel mensen naar Hem luisteren dat Hij in een boot ging zitten. Van daaruit sprak Hij verder tot de vele mensen die op de oever stonden.

2. Om duidelijk te maken wat Hij bedoelde, vertelde Jezus gewoonlijk een gelijkenis. Dat deed Hij nu ook.

3. ‘Luister,’ zei Hij, ‘een boer ging naar zijn land om te zaaien.

4. Daarbij viel er wat zaad op het pad. De vogels kwamen erop af en pikten het weg.

5. Er viel ook zaad op plaatsen waar veel stenen in de grond zaten. Daar lag maar een dun laagje aarde. Het zaad kwam daardoor wel vlug op,

6. maar toen de felle zon ging schijnen, verschroeide het jonge groen. Het ging dood, omdat het nauwelijks wortels had.

7. Ander zaad viel tussen de distels. De distels overwoekerden de planten, zodat er geen vrucht aan kwam.

8. Maar het zaad dat in goede grond viel, kwam mooi op. Het werd rijp en gaf een grote opbrengst. Wel dertig, zestig en honderd keer zoveel als was gezaaid.

Lees verder hoofdstuk Marcus 4