Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 3:23-35 Het Boek (HTB)

23. Jezus riep hen bij Zich en maakte de volgende vergelijkingen:

24. ‘Hoe kan de duivel zichzelf nu wegjagen? Een land waar verdeeldheid heerst, gaat ten onder.

25. Een gezin waar men elkaar niet kan verdragen, gaat stuk.

26. Als Satan, de duivel, tegen zichzelf vecht, blijft er niets van hem over.

27. Als u het huis van een sterke man wilt binnengaan om zijn spullen weg te halen, moet u hem eerst vastbinden. Dan pas kunt u zijn huis leeghalen.

28. Ik wil u dit zeggen: u kunt vergeving krijgen voor alle zonden die u hebt gedaan, zelfs voor elke vorm van belasteren.

29. Maar wie de Heilige Geest belastert, zal nooit vergeving krijgen. Die zonde blijft eeuwig bestaan.’

30. Dit zei Hij omdat zij hadden gezegd dat Hij bezeten was door een boze geest.

31. Zijn moeder en zijn broers kwamen bij het overvolle huis en lieten Hem roepen. Zelf bleven zij buiten staan.

32. De mensen die om Hem heen zaten, zeiden: ‘Uw moeder en uw broers en zusters staan buiten. Zij willen U spreken.’

33. Hij antwoordde: ‘Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broers?’

34. Hij keek de kring rond en zei: ‘Kijk, dat zijn mijn moeder en mijn broers.

35. Ieder die doet wat God wil, is mijn broer, mijn zuster, mijn moeder.’

Lees verder hoofdstuk Marcus 3