Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 15:2-11 Het Boek (HTB)

2. Pilatus vroeg Hem: ‘Bent U de koning van de Joden?’ Jezus antwoordde: ‘U zegt het.’

3. De leidende priesters begonnen Hem van allerlei dingen te beschuldigen.

4. ‘Wat hebt U op al die beschuldigingen te zeggen?’ vroeg Pilatus. ‘Waarom geeft U geen antwoord?’

5. Tot zijn verbazing bleef Jezus echter zwijgen.

6. Pilatus had de gewoonte met Pesach, het Joodse Paasfeest, een gevangene vrij te laten. De mensen mochten zeggen wie.

7. Nu zat er een zekere Barabbas gevangen, een rebel. Hij was met enkele anderen opgepakt omdat ze bij een oproer een moord hadden begaan.

8. Een grote groep mensen kwam op Pilatus af en vroeg hem een gevangene vrij te laten.

9. ‘Moet ik de koning van de Joden loslaten?’ zei hij,

10. want hij begreep wel dat de leidende priesters Jezus hadden laten arresteren omdat zij jaloers op Hem waren.

11. Zij stookten de mensen op om de vrijlating van Barabbas te eisen.

Lees verder hoofdstuk Marcus 15