Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 15:15-31 Het Boek (HTB)

15. Pilatus besloot de mensen hun zin te geven en liet Barabbas vrij. Hij gaf de soldaten bevel Jezus te geselen en weg te brengen om aan het kruis gehangen te worden.

16. Zij namen Hem mee naar de binnenplaats van de burcht en riepen het hele bataljon bijeen.

17. Zij deden Hem een rode mantel om, zetten Hem een kroon van doornige twijgen op,

18. salueerden en riepen: ‘Lang leve de koning van de Joden!’

19. Daarna sloegen zij Hem met een stok op het hoofd en spuugden naar Hem. Zij deden net of zij Hem vereerden door voor Hem op de knieën te vallen.

20. Nadat zij Hem bespot hadden, deden de soldaten Hem de rode mantel af, trokken Hem zijn eigen kleren weer aan en brachten Hem weg om gekruisigd te worden.

21. Simon van Cyrene (de vader van Alexander en Rufus) kwam net van het land. Hij werd gedwongen het kruis van Jezus te dragen.

22. Zo brachten zij Jezus naar de plaats Golgotha. Golgotha betekent Schedelplaats.

23. Daar kreeg Hij wijn met bittere kruiden om de pijn te verzachten, maar Hij weigerde die.

24. Toen kruisigden zij Hem. Zijn kleren verdeelden zij onder elkaar, door erom te dobbelen.

25. Dat was om negen uur 's morgens.

26. Aan het kruis hing een bordje met de beschuldiging. ‘De koning van de Joden’ stond er op.

27. Tegelijk met Hem werden twee misdadigers gekruisigd, de een links en de ander rechts van Hem.

28. Daarmee kwam uit wat geschreven staat: ‘Hij werd beschouwd als een misdadiger.’

29. De mensen die voorbijkwamen, scholden Hem uit en schudden hun hoofd. ‘Moet je Hem zien,’ jouwden zij. ‘Hij zou toch de tempel afbreken en in drie dagen weer opbouwen?

30. Red eerst Uzelf en kom van dat kruis af!’

31. Ook de leidende priesters en de bijbelgeleerden dreven onderling de spot met Hem. ‘Hij heeft andere mensen gered, maar kan Zichzelf niet eens redden.

Lees verder hoofdstuk Marcus 15