Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 13:1-12 Het Boek (HTB)

1. Toen Jezus de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tegen Hem: ‘Kijk eens, Meester! Wat een grote stenen en wat een prachtige gebouwen!’

2. Jezus antwoordde: ‘Die grote gebouwen? Zij zullen met de grond gelijk worden gemaakt, er zal geen steen op de andere blijven.’

3. Hij ging tegenover de tempel op de helling van de Olijfberg zitten. Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas kwamen met z'n vieren bij Hem en vroegen:

4. ‘Wanneer zal gebeuren wat U daarnet over de tempel hebt gezegd? En hoe kunnen wij weten dat het zover is?’

5. ‘Ik waarschuw jullie,’ zei Jezus. ‘Laat je door niemand van de wijs brengen.

6. Want er zullen verscheidene mensen komen die zeggen dat zij de Christus zijn. En zij zullen veel mensen misleiden.

7. Laat je niet in de war brengen door oorlogen en berichten over oorlog. Het staat vast dat die zullen komen, maar je mag er niet uit opmaken dat het einde er dan al is.

8. Want over de hele wereld zullen de volken tegen elkaar worden opgehitst om oorlog te voeren. Er zullen aardbevingen en hongersnoden zijn. Nu hier, dan weer daar. Maar dat is allemaal nog slechts het begin van de ellende.

9. En wat jullie zelf betreft, wees op je hoede! Omdat jullie bij Mij horen, zul je voor de rechtbank worden gesleept. In de synagogen zul je harde klappen krijgen. Jullie zullen zelfs voor bestuurders en koningen moeten verschijnen. Dat zijn allemaal kansen om over Mij te vertellen.

10. Want voordat het einde komt, moeten eerst alle volken van de wereld het goede nieuws van God horen.

11. Maar als je voor de rechtbank wordt gebracht, maak je dan geen zorgen over wat je moet zeggen. Zeg wat je op dat moment wordt ingegeven. Je hoeft zelf niet te spreken. De Heilige Geest zal het doen.

12. Er zullen mensen zijn die hun broer de dood injagen door hem te verraden. Vaders zullen hetzelfde doen met hun kinderen. En kinderen zullen tegen hun ouders in opstand komen en hen vermoorden.

Lees verder hoofdstuk Marcus 13