Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 11:4-10 Het Boek (HTB)

4. Zij gingen naar het dorp en zagen het veulen meteen. Het stond op straat, vastgebonden bij de deur van een huis. Zij maakten het los.

5. ‘Wat moet dat daar?’ riepen een paar mensen die het zagen. ‘Is dat veulen soms van u?’

6. ‘Nee,’ zeiden de leerlingen, ‘maar de Here heeft het nodig. Wij brengen het gauw weer terug.’ Toen mochten zij het meenemen.

7. Zij brachten het veulen bij Jezus, legden hun jassen erop en Hij ging erop zitten.

8. Vele mensen spreidden nu voor Hem hun jassen op de weg uit. Anderen legden takken met bladeren voor Hem neer die zij van de bomen hadden gerukt.

9. Jezus reed midden tussen een zee van mensen die riepen: ‘Hosanna! Gezegend is Hij die komt in de naam van de Here!

10. Eer voor het nieuwe koninkrijk van onze vader David!’ En: ‘Prijs Hem tot in de hoogste hemelen!’

Lees verder hoofdstuk Marcus 11