Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 10:26-44 Het Boek (HTB)

26. De leerlingen wisten niet meer wat zij ervan moesten denken. ‘Maar wie kan er dan ooit gered worden?’ vroegen zij.

27. Jezus keek hen aan en zei: ‘Menselijk gezien, niemand! Maar bij God is alles mogelijk.’

28. ‘Wij hebben alles achtergelaten om U te volgen,’ merkte Petrus op.

29. Jezus antwoordde: ‘Ieder die zijn huis, broers, zusters, vader, moeder, kinderen of bezittingen uit liefde voor Mij verlaat en andere mensen over het plan van God vertelt,

30. krijgt honderd keer zoveel terug. Hier en nu. Huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en bezittingen, dat staat vast. Maar hij zal ook worden vervolgd.

31. En in de komende wereld krijgt hij het eeuwige leven. Vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten.’

32. Zij waren op weg naar Jeruzalem en Jezus liep voorop. De mensen die met Hem meeliepen, waren verbijsterd en bang. Jezus nam de twaalf nog eens apart. Hij vertelde hun wat Hem in Jeruzalem te wachten stond.

33. ‘Ik, de Mensenzoon, zal daar in de handen van de leidende priesters en bijbelgeleerden vallen,’ zei Hij. ‘Zij zullen Mij ter dood veroordelen en uitleveren aan de Romeinen.

34. Ze zullen Mij bespotten, bespugen, geselen en ten slotte vermoorden. Maar op de derde dag zal Ik weer levend worden.’

35. Jakobus en Johannes kwamen naast Hem lopen. ‘Meester,’ zeiden zij, ‘wij willen U iets vragen. U moet iets voor ons doen.’

36. ‘Wel?’ vroeg Jezus, ‘wat kan Ik voor jullie doen?’

37. ‘Mogen wij in uw Koninkrijk naast U op de troon zitten?’ vroegen zij, ‘de één links en de ander rechts van U?’

38. Jezus antwoordde: ‘Je weet niet wat je vraagt! Kunnen jullie de beker drinken die Ik moet drinken? Of de vreselijke dingen doorstaan die Ik moet doorstaan?’

39. ‘Ja,’ zeiden zij. ‘Jullie zullen inderdaad uit dezelfde beker drinken als Ik,’ zei Hij, ‘en dezelfde vreselijke dingen meemaken.

40. Maar wie in mijn Koninkrijk naast Mij zullen zitten, maak Ik niet uit. Dat bepaalt God.’

41. Toen de tien andere leerlingen hoorden wat Jakobus en Johannes hadden gevraagd, namen zij het hen erg kwalijk.

42. Jezus riep hen bij Zich en zei: ‘Jullie weten dat de machthebbers in de wereld de bevolking onderdrukken. Zij maken misbruik van hun macht.

43. Maar onder jullie moet het anders gaan. Wie groot wil zijn, moet jullie dienaar worden.

44. En wie de voornaamste wil zijn, moet ieders slaaf worden.

Lees verder hoofdstuk Marcus 10