25. Pas op als u in overvloed leeft, want er komt een tijd dat u honger zult hebben. Pas op als u nu plezier hebt, want eens zult u huilen van ellende.
26. Pas op als iedereen goed van u spreekt! Want dat hebben ze vroeger van de valse profeten ook gedaan.
27. Luister, allemaal! Heb uw vijanden lief. Als de mensen u haten, wees dan goed voor hen.
28. Als de mensen u vervloeken, vraag God dan of Hij goed voor hen wil zijn. Als de mensen u pijn doen, bid dan dat zij gelukkig mogen worden.
29. Als iemand u een klap in uw gezicht geeft, laat hem dan begaan en verdedig u niet. Als iemand uw mantel afpakt, geef hem dan ook uw hemd.
30. Als iemand u iets vraagt, geef het hem. Als u iets wordt afgepakt, probeer dan niet het terug te krijgen.
31. Wilt u dat anderen goed voor u zijn? Wees dan zelf ook goed voor hen.
32. Wat voor bijzonders is het te houden van mensen die ook van u houden? Dat doet iedereen.
33. En als u goed bent voor mensen die ook goed voor u zijn, is dat zo bijzonder? Nee, dat is heel gewoon.
34. Als u geld leent aan mensen die het u kunnen terugbetalen, wat voor bijzonders is daaraan? Iedereen wil wel geld uitlenen als hij erop kan rekenen het terug te krijgen.
35. Weet u wat u moet doen? Uw vijanden liefhebben en goed voor hen zijn en hun iets te leen geven zonder erop te rekenen dat ze u terugbetalen. Dan krijgt u een grote beloning in de hemel. Dan zult u echte zonen van God zijn. Want Hij is vriendelijk en goed voor ondankbare en slechte mensen.
36. Heb net zoveel liefde en medeleven als uw hemelse Vader.