Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 22:62-71 Het Boek (HTB)

62. Huilend liep Petrus de binnenplaats af. Hij was er kapot van.

63. De soldaten die Jezus moesten bewaken, begonnen een gemeen spel met Hem te spelen.

64. Zij blinddoekten Hem, sloegen Hem met hun vuisten en zeiden spottend: ‘Wel, profeet, zeg eens: wie heeft U geslagen?’

65. Zij beledigden Hem op de meest grove manier.

66. Bij het aanbreken van de dag kwam de Hoge Raad bijeen. Jezus werd voorgeleid

67. en moest zeggen of Hij de Christus was of niet. Hij antwoordde: ‘Als Ik het u zeg, gelooft u Mij toch niet.

68. U wilt zelfs geen antwoord geven op mijn vragen.

69. Maar vanaf nu zal Ik, de Mensenzoon, zitten aan de rechterhand van de almachtige God.’

70. ‘U bent dus de Zoon van God?’ vroeg de Hoge Raad. Hij antwoordde: ‘Nu u het zelf zegt: ja, dat ben Ik.’

71. ‘Waarom zouden we er nu nog getuigen bij halen?’ schreeuwden ze. ‘We hebben het uit zijn eigen mond gehoord!’

Lees verder hoofdstuk Lucas 22