Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 9:28-41 Het Boek (HTB)

28. Zij scholden hem uit en zeiden: ‘U bent een aanhanger van Hem, maar wij zijn leerlingen van Mozes.

29. Wij weten dat God met Mozes heeft gesproken, maar van die Jezus weten wij niet eens waar Hij vandaan komt!’

30. De man zei: ‘Ik vind het maar vreemd dat u niet weet waar Hij vandaan komt. Hij heeft nog wel mijn ogen genezen!

31. Wij weten allemaal dat God niet naar zondaars luistert. Maar als iemand eerbied voor Hem heeft en doet wat Hij wil, luistert God wel.

32. Nog nooit heeft iemand de ogen van een blindgeborene genezen.

33. Als die man niet van God kwam, had Hij zoiets nooit kunnen doen.’

34. De leiders werden kwaad en zeiden: ‘U bent zelf een zondaar! U moet niet denken dat u ons de les kunt lezen!’ En zij joegen hem weg.

35. Jezus hoorde wat er met de man gebeurd was. Hij zocht hem op en vroeg: ‘Gelooft u in de Mensenzoon?’

36. De man antwoordde: ‘Ik weet niet wie dat is, Here. Anders zou ik in Hem geloven.’

37. ‘Ik ben het,’ antwoordde Jezus.

38. ‘Ja, Here,’ zei de man, ‘ik geloof.’ En hij knielde voor Jezus neer.

39. Jezus zei: ‘Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen: de blinden zullen zien en de zienden zullen blind worden.’

40. Enkele Farizeeën die erbij stonden, vroegen: ‘Zijn wij soms ook blind?’

41. ‘Als u blind was,’ antwoordde Jezus, ‘zou u geen schuld hebben. Maar nu u beweert te zien, blijft u schuldig.’

Lees verder hoofdstuk Johannes 9