Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 6:38-43 Het Boek (HTB)

38. Ik ben niet uit de hemel gekomen om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gestuurd heeft.

39. God wil niet dat Ik één van deze mensen die Hij aan Mij gegeven heeft, verlies, maar dat Ik ze op de laatste dag uit de dood laat opstaan.

40. Mijn Vader wil dat ieder die inziet wie zijn Zoon is en op Hem vertrouwt, eeuwig leven heeft en Ik zal hen op de laatste dag uit de dood opwekken.’

41. De Joden begonnen onrust te stoken, omdat Hij had gezegd: ‘Ik ben het brood dat uit de hemel is gekomen.’

42. Zij zeiden tegen elkaar. ‘Die man is niemand anders dan Jezus, de zoon van Jozef. Wij kennen zijn vader en moeder! Hoe durft Hij dan te zeggen dat Hij uit de hemel is gekomen?’

43. ‘Houd op met dat gemopper,’ zei Jezus.

Lees verder hoofdstuk Johannes 6