Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 5:12-18 Het Boek (HTB)

12. ‘Wie was dat?’ vroegen zij.

13. De man wist het niet, omdat Jezus ongemerkt was weggegaan toen de mensen van alle kanten kwamen aanlopen.

14. Later ontmoette Jezus hem in de tempel en zei tegen hem: ‘Nu u gezond bent geworden, wil Ik u dit nog zeggen: zondig niet meer, want anders zal u iets ergers overkomen.’

15. De man verliet de tempel en vertelde de Joden dat het Jezus was die hem had genezen.

16. Omdat Jezus dat op de sabbat had gedaan, wilden de Joden Hem straffen.

17. Maar Jezus verdedigde Zich met de woorden: ‘Mijn Vader werkt voortdurend en Ik dus ook.’

18. Omdat Hij dat gezegd had, wilden zij Hem doden. Hij had niet alleen iets gedaan wat volgens hen op de sabbat niet mocht, Hij had nu ook nog God zijn eigen Vader genoemd. Daarmee beweerde Hij dus aan God gelijk te zijn.

Lees verder hoofdstuk Johannes 5