Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 4:5-20 Het Boek (HTB)

5. en kwam in de stad Sichar in Samaria. Deze stad lag vlakbij het stuk land dat Jakob aan Jozef had gegeven

6. en daar was ook de bron van Jakob. Jezus was moe van het lopen en rustte uit bij de bron. Dat was omstreeks twaalf uur 's middags.

7. Er kwam een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus vroeg of zij Hem wat te drinken wilde geven.

8. Hij was op dat moment alleen omdat zijn leerlingen naar de stad waren om eten te kopen.

9. ‘Dat begrijp ik niet,’ zei de vrouw verbaasd. ‘Ik ben een Samaritaanse en U bent een Jood. Welke Jood vraagt een Samaritaanse nu iets te drinken?’ Want Joden gaan niet met Samaritanen om.

10. ‘Als u wist wat God geeft en wie Ik ben die u om water heeft gevraagd,’ antwoordde Jezus, ‘dan zou u Míj om water hebben gevraagd en Ik zou u levend water hebben gegeven.’

11. ‘Maar Here,’ zei zij. ‘U hebt geen kruik en de put is diep. Waar haalt U dat levende water dan vandaan?

12. Bent U dan meer dan onze stamvader Jakob? Hij heeft deze put gegraven. En zijn zoons, zijn vee en hijzelf hebben er water uit gedronken.’

13. Jezus antwoordde: ‘Wie van het water uit deze put drinkt, krijgt weer dorst.

14. Maar wie van het water drinkt dat Ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Dat water zal in hem als een fontein worden, waaruit eeuwig leven voortkomt.’

15. De vrouw zei: ‘Here, geef mij van dat water, dan zal ik nooit meer dorst krijgen en hier geen water meer hoeven putten.’

16. Jezus zei: ‘Ga uw man eens halen.’

17. ‘Ik heb geen man,’ antwoordde de vrouw. ‘Dat is waar,’ zei Jezus.

18. ‘U bent vijf keer getrouwd geweest en de man met wie u nu samenleeft, is uw man niet.’

19. ‘Here,’ zei de vrouw tegen Hem. ‘U moet een profeet zijn!

20. Op welke plaats moeten wij God eigenlijk aanbidden? Hier op de berg Gerizim zoals onze voorouders altijd deden of in Jeruzalem zoals de Joden zeggen?’

Lees verder hoofdstuk Johannes 4