Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 4:1-10 Het Boek (HTB)

1. Jezus hoorde dat de Farizeeën ervan op de hoogte waren dat Hij meer leerlingen kreeg en meer mensen doopte dan Johannes.

2. Jezus doopte overigens niet Zelf, maar zijn leerlingen deden dat.

3. Daarom verliet Hij Judea en ging terug naar Galilea.

4. Hij moest door Samaria

5. en kwam in de stad Sichar in Samaria. Deze stad lag vlakbij het stuk land dat Jakob aan Jozef had gegeven

6. en daar was ook de bron van Jakob. Jezus was moe van het lopen en rustte uit bij de bron. Dat was omstreeks twaalf uur 's middags.

7. Er kwam een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus vroeg of zij Hem wat te drinken wilde geven.

8. Hij was op dat moment alleen omdat zijn leerlingen naar de stad waren om eten te kopen.

9. ‘Dat begrijp ik niet,’ zei de vrouw verbaasd. ‘Ik ben een Samaritaanse en U bent een Jood. Welke Jood vraagt een Samaritaanse nu iets te drinken?’ Want Joden gaan niet met Samaritanen om.

10. ‘Als u wist wat God geeft en wie Ik ben die u om water heeft gevraagd,’ antwoordde Jezus, ‘dan zou u Míj om water hebben gevraagd en Ik zou u levend water hebben gegeven.’

Lees verder hoofdstuk Johannes 4