Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 3:24-36 Het Boek (HTB)

24. Johannes was toen nog niet gevangengenomen.

25. Op een dag hadden de leerlingen van Johannes een meningsverschil met een Jood over de manier waarop men zich ritueel moet reinigen.

26. Zij kwamen naar Johannes toe en zeiden tegen hem: ‘Meester, er is nog iemand die doopt en iedereen gaat naar hem toe. Het is de man die u aan de overkant van de Jordaan hebt ontmoet en van wie U zei dat Hij de Christus is.’

27. Johannes antwoordde: ‘Een mens kan zich helemaal niets toe-eigenen, als God het hem niet heeft gegeven.

28. Jullie hebben mij steeds horen zeggen dat ik niet de Christus ben, maar dat God mij voor Hem uit gestuurd heeft.

29. Wie de bruid krijgt, is de bruidegom. De vriend van de bruidegom hoort hem en is blij als hij de stem van de bruidegom hoort. Daarom ben ik blij als de mensen naar Hem toegaan.

30. Hij moet groter worden en ik steeds kleiner.

31. Ik ben van de aarde en spreek de taal van de aarde. Hij komt uit de hemel en is belangrijker dan enig ander. Hij staat boven alle andere mensen.

32. Hij vertelt wat Hij gezien en gehoord heeft, maar niemand gelooft Hem.

33. Wie Hem wel gelooft, bevestigt daarmee dat God een en al waarheid is.

34. Hij is door God gestuurd en geeft de woorden van God door. God geeft Hem zijn Geest zonder beperking.

35. De Vader houdt van zijn Zoon en heeft Hem alle macht gegeven.

36. Wie zich aan de Zoon toevertrouwt, heeft eeuwig leven. Wie de Zoon ongehoorzaam is, zal dat leven niet ontvangen. Integendeel, de straf van God blijft op hem rusten.’

Lees verder hoofdstuk Johannes 3