Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 20:7-16 Het Boek (HTB)

7. en ook de doek waarmee Jezus' hoofd bedekt was geweest. Die doek was opgerold en lag apart.

8. De andere leerling ging toen ook naar binnen. Door wat hij zag, geloofde hij dat Jezus weer levend was geworden.

9. Want zij hadden nog niet begrepen dat Hij volgens de Boeken uit de dood zou terugkomen.

10. De twee leerlingen gingen terug naar huis.

11. Maria van Magdala bleef echter bij het graf achter. Huilend boog zij zich voorover en keek in het graf.

12. Op de plaats waar Jezus had gelegen, zag zij twee engelen in witte kleren zitten. Een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde van de plaats waar Hij gelegen had.

13. ‘Waarom huilt u?’ vroegen zij haar. ‘Ze hebben mijn Heer weggenomen,’ antwoordde Maria, ‘en ik weet niet waar Hij is.’

14. Zij keek achterom. Daar stond Jezus, maar zij herkende Hem niet. Zij dacht dat het de tuinman was.

15. ‘Waarom huilt u?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoekt u?’ ‘Och, meneer, als u Hem ergens anders hebt neergelegd, zeg het alstublieft. Dan neem ik Hem mee,’ zei zij.

16. ‘Maria,’ zei Jezus. Zij draaide zich om en zei in het Aramees tegen Hem: ‘Rabboeni!’ Rabboeni betekent meester.

Lees verder hoofdstuk Johannes 20