Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 12:29-41 Het Boek (HTB)

29. De mensen om Hem heen hoorden het ook. De meesten beweerden dat het een donderslag was geweest. Anderen zeiden dat een engel iets tegen Hem had gezegd.

30. ‘Die stem is er niet voor Mij geweest, maar voor u!’ zei Jezus.

31. ‘Nu wordt het oordeel over de wereld uitgesproken. Het is zover dat de heerser van deze wereld wordt weggejaagd.

32. Wanneer Ik van de aarde omhooggeheven word, zal Ik allen naar Mij toe trekken.’

33. Daarmee bedoelde Hij dat Hij aan het kruis zou sterven.

34. De mensen antwoordden: ‘Er staat in de Boeken dat de Christus altijd zal blijven leven. Waarom zegt U dan dat U, de Mensenzoon, van de aarde omhooggeheven zult worden? Wat is dat, die Mensenzoon?’

35. ‘Het licht zal niet lang meer bij u zijn,’ antwoordde Jezus. ‘Loop in het licht zolang het kan. Want als de duisternis u overvalt, ziet u de weg niet meer.

36. Vertrouw op het licht, zolang u het licht hebt. Dan zult u kinderen van het licht zijn.’ Daarna trok Hij Zich terug en verborg Zich voor hen.

37. Ondanks de vele wonderen die Hij voor hun ogen had gedaan, geloofden de meeste mensen niet dat Hij de Christus was.

38. Op hen waren de woorden van de profeet Jesaja van toepassing: ‘Here, wie heeft geloofd wat wij vertelden? Aan wie heeft U uw macht geopenbaard?’

39. Jesaja heeft geschreven dat zij niet konden geloven.

40. ‘God heeft hun ogen blind en hun hart ongevoelig gemaakt. Hij wilde niet dat zij inzicht en begrip zouden krijgen. Anders zouden zij naar Hem terugkeren en Hij hen genezen.’

41. Jesaja schreef hier over Jezus, want hij had zijn schitterende heerlijkheid gezien.

Lees verder hoofdstuk Johannes 12