Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 10:1-15 Het Boek (HTB)

1. ‘Onthoud goed wat Ik u zeg: wie de schaapskooi niet door de deur binnengaat, maar op een andere plaats binnendringt, is een dief of een rover.

2. Want de schaapherder komt door de deur binnen.

3. De wacht doet de deur voor hem open en de schapen spitsen hun oren als de stem van de herder klinkt. Hij roept zijn schapen bij hun naam en brengt ze naar buiten.

4. Als alle schapen buiten zijn, loopt hij voor ze uit. Zij volgen hem omdat zij zijn stem kennen.

5. Maar ze zullen zeker niet met een vreemde meegaan. Ze zullen voor een vreemde op de vlucht slaan, omdat ze zijn stem niet kennen.’

6. Zij begrepen niet wat Jezus met deze beeldspraak bedoelde. Daarom legde Hij het hun uit.

7. ‘Wat Ik u zeg, is de waarheid. Ik ben de deur van de schaapskooi.

8. Al die zogenaamde profeten en verlossers zijn dieven en rovers. Maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd.

9. Ik ben de deur en wie door Mij binnenkomt, zal gered worden. Hij zal in en uit kunnen gaan en voedsel vinden.

10. De dief komt alleen om te stelen, te doden en te vernietigen. Ik ben gekomen om mijn schapen leven in overvloed te geven.

11. Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen.

12. Een ingehuurde knecht laat de schapen in de steek zodra hij een wolf ziet aankomen. Want hij is de herder niet. De schapen zijn niet van hem. De wolf pakt er een en jaagt de andere uiteen.

13. Zo'n herdersknecht denkt alleen aan zichzelf. Het interesseert hem niet wat er met de schapen gebeurt.

14. Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en zij kennen Mij,

15. zoals Ik de Vader ken en Hij Mij kent. Ik geef mijn leven voor mijn schapen.

Lees verder hoofdstuk Johannes 10