Oude Testament

Nieuwe Testament

Jakobus 1:6-14 Het Boek (HTB)

6. Maar als u Hem erom vraagt, moet u ook verwachten dat Hij het zal geven. Iemand die twijfelt, lijkt op een golf van de zee die door de wind heen en weer gejaagd wordt.

7. Zo iemand moet niet denken dat de Here hem iets zal geven,

8. als hij twijfelachtig is en onzeker in zijn optreden.

9. Een christen die in de wereld weinig aanzien heeft, moet er trots op zijn dat hij in Gods ogen groot is.

10. Maar een rijke christen mag blij zijn als hij beseft dat zijn rijkdom voor God niets betekent. Rijkdom gaat voorbij.

11. Net als een mooie veldbloem die door de brandende zon en de hete wind verwelkt. Het zal niet lang meer duren of de rijke sterft en moet zijn bezittingen achterlaten.

12. Gelukkig is hij die telkens verleidingen weerstaat en niet doet wat verkeerd is, want later zal hij als beloning de kroon krijgen die God beloofd heeft aan allen die Hem liefhebben: het eeuwige leven.

13. Maar als u moeite hebt om de zonde het hoofd te bieden, moet u niet zeggen dat God u in de verleiding brengt. God heeft nooit de neiging iets slechts te doen en Hij brengt niemand in verleiding.

14. Het zijn uw eigen slechte verlangens die u in verleiding brengen.

Lees verder hoofdstuk Jakobus 1