Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 9:6-25 Het Boek (HTB)

6. Sta op en ga de stad in. Daar zal u gezegd worden wat u moet doen.’

7. De mannen die met Saulus meereisden, waren met stomheid geslagen. Zij hadden de stem wel gehoord, maar niemand gezien.

8. Saulus stond op en deed zijn ogen open, maar kon niets zien. De mannen die bij hem waren, namen hem bij de hand en brachten hem Damascus binnen.

9. Drie dagen lang kon hij niet zien. Al die tijd at en dronk hij niets.

10. Een van de volgelingen van Jezus in die stad kreeg een visioen. In dat visioen riep de Here hem. ‘Ananias!’ ‘Ja, Here,’ antwoordde Ananias.

11. De Here zei: ‘Ga naar de Rechte Straat, naar het huis van Judas. Daar logeert een zekere Saulus uit Tarsus, hij is nu aan het bidden.

12. In een visioen heeft hij u zien binnenkomen. En in dat visioen legde u uw handen op hem, waardoor hij weer kon zien.’

13. Ananias maakte bezwaren. ‘Maar, Here,’ zei hij. ‘Ik heb zoveel slechte dingen over die man gehoord. Hij heeft uw mensen in Jeruzalem veel kwaad gedaan.

14. Hij heeft van de leidende priesters zelfs toestemming gekregen om iedereen die uw naam aanroept hier in de boeien te slaan!’

15. Maar de Here zei tegen hem: ‘Toch moet u gaan, Ananias! Ik heb besloten die man te gebruiken. Ik heb hem uitgekozen om Mij bekend te maken aan andere volken en hun koningen en ook aan het volk van Israël.

16. Ik zal hem duidelijk maken hoeveel leed hij voor Mij moet doorstaan.’

17. Ananias deed wat de Here hem had opgedragen en begaf zich naar het huis waar Saulus was. Hij legde zijn handen op hem en zei: ‘Saul, broeder, ik ben gestuurd door Jezus, die u onderweg hebt ontmoet. U zult weer kunnen zien en vol worden van de Heilige Geest.’

18. Het was net of er een vlies van Saulus' ogen viel. Ineens kon hij weer zien.

19. Daarna liet hij zich dopen en ging wat eten om op krachten te komen. Saulus bleef een paar dagen bij de volgelingen van Jezus in Damascus en

20. ging zelfs naar de verschillende synagogen en vertelde daar openlijk dat Jezus Gods Zoon is.

21. Allen die hem hoorden, waren hoogst verbaasd. ‘Dit is toch de man die in Jeruzalem de aanhangers van Jezus heeft uitgeroeid? Hij kwam hier toch om mensen van dat geloof gevangen te nemen en naar de leidende priesters in Jeruzalem te brengen?’

22. Maar Saulus sprak met steeds meer overtuiging en bracht de Joden in Damascus in verwarring door aan te tonen dat Jezus de Christus is.

23. Enkele dagen later besloten de Joodse leiders hem te doden.

24. Dag en nacht bewaakten zij de poorten van de stad om hem te vermoorden. Maar Saulus hoorde van hun plannen.

25. Toen het donker was, lieten zijn leerlingen hem vanaf de stadsmuur in een mand naar beneden zakken.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 9